De bedoeling van een hondenras is dat alle honden die daaronder vallen dezelfde
eigenschappen vertonen.
Om het bovenstaande te kunnen bereiken passen fokkers bewust in-, lijn- én uitteelt toe.
Dit om een hondenras op te zetten (inteelt) of te behouden
(lijnteelt en uitteelt).
Bij de teelt moeten honden die ongewenste eigenschappen
vertonen worden uitgesloten.
Een moeilijkheid daarbij is dat 'goede' honden niet zonder meer de gewenste eigenschappen
overdragen aan hun nakomelingen.
Het grote voordeel van in- en lijnteelt is onder andere dat er qua karakter en
uiterlijk een uniformer nest gefokt kan worden.
Een nadeel van in- en lijnteelt is dat er op het gestel
van de nakomelingen ingeleverd moet worden.
Daardoor worden de nakomelingen gevoeliger voor (erfelijke) afwijkingen en ziekten.
Het voordeel van uitteelt is dat fokkers weer mogelijkheden krijgen om de bestaande ongewenste
eigenschappen te kunnen wegfokken.
Daarbij wordt het gestel van de nakomelingen verbeterd, waardoor deze hun ouders zowel
fysiek als mentaal kunnen overtreffen.
Een nadeel van uitteelt is dat de uniformiteit van het gefokte nest qua karakter en uiterlijk
al na de eerste generatie sterk afneemt.
Daarbij worden naast (verborgen) gewenste ook nieuwe (verborgen) ongewenste eigenschappen aan de nakomelingen doorgegeven.
Inteelt
Inteelt houdt in dat er gefokt wordt met (half)broer, (half)zus, vader, en moeder combinaties.
Door inteelt erven de nakomelingen sterker de gewenste en ongewenste
eigenschappen van hun ouders. Indien ouders drager zijn van (verborgen)
eigenschappen zullen deze in hun nakomelingen direct of versneld zichtbaar worden.
Lijnteelt
Van lijnteelt is sprake wanneer binnen een gesloten hondenbestand gefokt wordt. Dit zijn
dan meestal (achter)neef, (achter)nicht, (achter)oom en (achter)tante combinaties.
In feite is lijnteelt een mildere vorm van inteelt. Door lijnteelt worden gewenste en
ongewenste eigenschappen over meerdere generaties vastgelegd. Daardoor
hebben fokkers meer tijd om het gesloten hondenbestand bij te sturen. Zodat de
ongewenste eigenschappen om de beurt kunnen worden weggefokt.
Inteeltdepressie
Wanneer binnen een gesloten hondenbestand verder gefokt wordt, zal er in de
praktijk vroeg of laat een inteeltdepressie ontstaan. De honden binnen het
ras zijn dan zeer nauw aan elkaar verwant geworden.
Een nauwer verwantschap binnen een ras was in eerste instantie ook de bedoeling. Het is
werkelijk fantastisch indien elke geboren rashond precies aan de rasstandaard voldoet.
Echter de natuur doet ook nog mee en veroorzaakt bij elke voortplanting
mutaties in het nageslacht.
Deze mutaties hebben er onder andere voor gezorgd dat de hond nu nog bestaat.
Zonder mutaties zou een hond zich niet aan kunnen passen binnen een nieuw milieu en
vervolgens uitsterven.
Door de nauwe verwantschap zullen de mutaties meer
invloed krijgen op het uiterlijk en het karakter van de nakomelingen.
Het proces van een langzame overgang naar een nieuw milieu als gevolg van de mutaties wordt
daardoor ernstig verstoord. De mutaties drukken ineens zwaar op de smalle bloedbasis.
De snelheid waarmee een inteeltdepressie ontstaat wordt mede bepaald door de
selectie van de ouderdieren en het aantal honden binnen
het bestand.
Wanneer de selectie van de ouders goed en het hondenbestand groot is, zal de kans op een
inteeltdepressie afnemen.
Een inteeltdepressie kenmerkt zich onder andere door onvruchtbaarheid, moeilijke dekkingen,
lage geboortegewichten, kleine nesten en doodgeboren puppen. Daarnaast vertonen de honden
meestal fysieke en/of mentale afwijkingen/gebreken.
Uitteelt
Bij uitteelt worden ouders gebruikt die niet nauw aan elkaar verwant zijn.
De uitlating "niet nauw aan elkaar verwant" is relatief en heeft geen scherpomlijnde betekenis.
Het kan betrekking hebben op een soort,
ondersoort,
ras
of zelfs raslijn.
Indien er binnen een gesloten hondenbestand geen combinatie meer gevonden kan worden waarmee
de ongewenste eigenschappen kunnen worden weggefokt, is de enige oplossing het toepassen
van een uitteelt.
In de praktijk wordt over een uitteelt gesproken indien de vader en moeder gedurende vijf
generaties geen gemeenschappelijke (voor)ouders hebben.
Twee vormen van uitteelt zijn variëteitskruising en raskruising.
Bij een variëteitskruising wordt met onverwante dieren uit hetzelfde ras gefokt.
Een stap verder is raskruising, het fokken met onverwante dieren uit een ander ras.
Indien de nakomelingen van een uitteelt niet goed geselecteerd worden kunnen eigenschappen
die jarenlang door inteelt zijn vastgelegd snel verdwijnen.