Onze grootvader heeft ruwharige Hollandse herders gehad. Mijn absolute favoriet was
Ciska.
Het Hollandse herder virus had grootvader in zijn jeugd door
Tom
opgelopen. Vervolgens is het Hollandse herder virus weer op mij overgebracht.
De eerste Hollandse herder langhaar die ik had,
Gilda Arvensis',
was een prima hond die naar mijn mening veel te vroeg overleden is.
Na Gilda wilde ik natuurlijk graag weer een Hollandse herder langhaar.
Het liefst uit dezelfde lijn vanwege het goede karakter.
Toen Gilda overleden was kon de fokker helaas geen nieuwe pup meer geven.
Na enig zoekwerk werd uiteindelijk in
Yasco van het Witte Water een opvolger gevonden.
Yasco was een neefje van Gilda.
Drie weken voordat Yasco overleed, is na acht jaar zoeken zijn opvolger
Louvel des Leus Chapellois gevonden.
Binnen de rasvereniging is niet veel enthousiasme voor het vermengen van de Hollandse herder langhaar
met onverwante honden (kruisingen) die dezelfde eigenschappen hebben.
Deze terughoudendheid is er zelfs voor de officiële lijn
raskruising Belgische herder Tervueren
waar Gilda en Yasco uitkomen.
Dus zat er voor mij niets anders op dan zelf nesten te gaan fokken.
Met als doel zoveel mogelijk eigenschappen van Yasco daarbij te behouden en indien mogelijk te verbeteren.
Tot ongeveer 1900 zijn onder andere Belgische en Hollandse herders altijd door elkaar heen gefokt.
Op oude foto's en schilderijen uit die tijd is goed het brede gestel te zien wat de Hollandse herders
toen hadden. Een gespierd lichaam, stevige rechte voor- én achterpoten, geen steile achterhand
en vaak witte vacht aan kop, borst, poten en/of staartpunt.
Pas na oprichting van het stamboek kon er verantwoord smaller gefokt worden en is de Hollandse herdershond
ontstaan door (soms zeer) smal te fokken met bestaande kruisingen uit die tijd.